Elk jaar
organiseert LinkedIn een global sales kickoff waarbij alle sales-mensen bij
elkaar komen in San Francisco. Vorig jaar bezocht ik naast San Francisco ook de
stad New Orleans en dit jaar besloot ik om samen met een Portugese collega (João)
negen dagen door Texas te reizen.
Na een lange vlucht
kwamen we aan het eind van de middag aan in Austin, de hoofdstad van Texas. We
lieten onze spullen achter in het hotel en besloten direct wat meer van de stad
te zien. De straat waar ons hotel aan lag zat vol met barretjes en
restaurantjes en overal stond het vol met mensen.
Austin is een
studentenstad en dat was aan de feeststemming in deze straat goed te merken. Na
wat gegeten en gedronken te hebben sloeg onze jetlag jammer genoeg hard in
waardoor we vroeg gedwongen werden om terug naar ons hotel te gaan.
Dezelfde jetlag
maakte ons de volgende dag ook weer vroeg wakker, maar gelukkig scheen de zon
en konden we op pad om de stad te ontdekken. De binnenstad van Austin is niet
bijzonder groot, maar omdat ik mijn knie wilde sparen leek het ons toch beter
om een fiets te huren.
Op de fiets
konden we gemakkelijk naar de verschillende uithoeken van de stad. We begonnen
net buiten de stad waar je een klein wijkje hebt met leuke winkeltjes en
restaurantjes. Vervolgens reden we naar het Capitool waar mensen druk aan het
protesteren waren tegen een anti-vuurwapenwet, daarna bezochten we het
nationaal museum waar we alles te weten kwamen over de geschiedenis van Texas, we
rustten vervolgens wat uit aan het water in het park en we sloten onze dag af
op de gigantische studentencampus.
Omdat we met de
fiets in een dag alle uithoeken van Austin hadden gezien, besloten we de
volgende dag niet langer in de stad te blijven, maar met onze huurauto richting
het zuiden naar San Antonio te rijden.
Na ongeveer anderhalf uur rijden kwamen we in San Antonio aan. In de reisgids stond dat we ons makkelijk vier dagen konden vermaken in deze stad, maar na een bezoekje aan het historische centrum, de beroemde Alamo en een wandeling langs de grachten hadden we alle bezienswaardigheden van San Antonio na een uurtje al gezien.
We besloten toch
te blijven in deze stad, we moesten immers nog cowboyhoeden laten aanmeten en
bijkomen van de nog altijd aanwezige jetlag.
De volgende dag
werden we fris wakker en vervolgden we onze weg naar Bandera, de
cowboy hoofdstad van Texas. Na een kleine twee uur rijden kwamen we aan in dit
kleine dorpje en direct werd duidelijk waarom dit plaatsje deze bijnaam heeft
gekregen.
Het was alsof we
een set van een oude western-film opreden. Overal liepen mensen met cowboyhoeden,
stonden oude houten huisjes en salonnetjes met klapdeurtjes en op de achtergrond
stak een ouderwetse watertoren overal bovenuit.
In het dorpje
raakten we aan de praat met wat mensen die ons de tip gaven om naar een nabijgelegen
range te gaan waar we konden paardrijden. Na een half uurtje rondrijden hadden
we eindelijk de range gevonden, waar we vriendelijk werden ontvangen door de
eigenaar die voor ons een tocht ter paard had voorbereid door
de bergen.
Onze gids was een
oude Mexicaanse man met een grote snor en een cowboyhoed. Zwijgend reden we
achter hem aan door de bergen, op de achtergrond ging de zon onder en even
voelden we onszelf echte cowboys, verdwaald in het wilde westen.
Na de prachtige
tocht reden we voldaan terug naar het kleine cowboydorpje waar we heerlijk aten
en onder het genot van een paar biertjes luisterden naar wilde verhalen van
lokale bevolking.
Als we de
verhalen van de mensen in de bar moesten geloven, zouden we het echte pure
Texas nog kunnen vinden in vervallen woestijndorpjes tegen de grens van Mexico.
Probleem was echter dat we hiervoor bijna duizend kilometer moesten rijden en dit
niet bepaald op onze vooraf uitgestippelde route lag. Omdat we echter nog bijna
een week over hadden besloten we de volgende dag toch vroeg in de auto te
stappen en de lange tocht te maken.
Met het dak open
reden we urenlang door eindeloze lege vlaktes. Af en toe kwamen we weer langs
een klein dorpje met een paar winkeltjes en een tankstation, maar hoe langer we
reden hoe droger het landschap en verlatener de dorpjes.
Uiteindelijk
veranderde het landschap langzaam in woestijn en veranderden de dorpjes in spookstadjes
waar duidelijk al jaren niet meer werd geleefd. Een enkele passerende
vrachtwagen of een Mexicaanse grenspost was het enige teken van leven dat we
tegen kwamen.
Het voordeel van deze eindeloze leegte was dat we
behoorlijk snelheid konden maken in onze sportwagen en zo na ongeveer zeven uur
afwisselen onze eindbestemming al wisten te bereiken.
Tegen zonsondergang
kwamen we aan in het piepkleine Marathon, een plaatsje aan de rand van Big Ben
National Park. In het dorpje was één klein winkeltje, een koffietentje en
vreemd genoeg een heel luxe hotel. Na deze vermoeiende tocht hadden we wel een
goed nachtrust verdiend dus we besloten dat het voor één keer niet erg was om
wat meer geld neer te leggen voor een slaapplek.
Het hotel was
helemaal in western-stijl, met veel hout en leer en overal dierenkoppen en oude
wapens aan de muur. In de hotelbar hing zelfs een kop van een uiterst zeldzame witte
bizon (er is een kans van 1 op 10.000.000 dat een bizon met een witte vacht
wordt geboren).
Na een gezellig
avond in de wittebizon-bar en een goed nachtrust vervolgden we de volgende
ochtend vroeg onze weg naar het nationale park. Het park was ongeveer een uur
rijden van Marathon en zodra we de grens van het park bereikten, veranderden de
woestijnvlaktes in een ruig bergachtig landschap.
We hadden het
geluk dat er bijna geen toeristen in het park te bekennen waren en dat we de fantastische
bergweggetjes grotendeels voor onszelf hadden.
Vanuit de bergen
keken we over honderden kilometers vlaktes en beseften we ons pas echt hoe
immens groot Texas is. In het park moesten we uiteindelijk nog ruim 300
kilometer rijden, maar gelukkig konden we op de verlaten wegen hoge snelheden
halen en relatief snel het hele park bewonderen.
Af en toe stopten
we voor een korte hike in de bergen, maar omdat ik rekening moest houden met
mijn knie moesten we de wandeling vaak na een uurtje al staken. Na een aantal uur
kwamen we aan bij de Santa Elena’s Canyon, een rivier met daarachter een honderd meter hoge rotswand die Texas scheidt
van Mexico.
Via een klein paadje kon je een gedeelte van de rotswand beklimmen
vanwaar we wederom prachtige uitzichten hadden over het nationale park.
Na een hele dag
genoten te hebben van overweldigende natuur, besloten we niet in het park te
overnachten maar eerst nog een aantal uur richting het noorden te rijden. Het zou
namelijk nog uren duren voordat we weer in de bewoonde wereld zouden raken en
we hadden nog veel voor de komende dagen op de agenda staan.
Uiteindelijk kostte het ons twee dagen om het noorden van Texas te bereiken. Non-stop reden we over de eindeloze snelweg en stopten onderweg alleen om te eten en te slapen. Omdat we onderweg weinig verkeer tegenkwamen en we vele kilometers moesten overbruggen hielden we geen rekening met de maximumsnelheid. Dit was niet zo slim want voor we het wisten werden we achtervolgd door een politiewagen die ons aan de kant zette.
Where’re y’all
from?
From Holland
Sir..
You don’t have
any speeding limits in Holland?
Vervolgens begon
de agent mij indringend te ondervragen . Alles wat ik vertelde schreef hij op
en checkte hij vervolgens met João. Uiteindelijk kreeg ik een boete van 255
dollar en mocht vervolgens weer doorrijden (later bleek dat ik geluk heb gehad
dat hij niet mijn rijbewijs in beslag heeft genomen).
Een stukje langzamer vervolgden we onze weg en een paar uur later kwamen we uitgeteld aan in Fort Worth. Fort Worth, bestaat zoals elke Amerikaanse stad uit een aantal wolkenkrabbers, maar het is vooral de cowboyachtige buitenwijken die het de moeite waard maken om te stoppen.
Na het eten
bezochten we een rodeo. Er waren verschillende onderdelen, stierenrijden (wie
blijft het langs op een wilde stier zitten), lassowerpen vanaf een galopperend
paard en koeworstelen waaraan zowel mannen, vrouwen als kinderen meededen.
De rodeo was
enorm indrukwekkend, maar door de lange rit konden we maar moeilijk onze ogen
openhouden. Direct na de rodeo gingen we daarom naar het hotel waar we in een
hele diepe slaap vielen.
De volgende dag
verlieten we pas laat ons hotel en reden we naar Dallas. Dallas is slecht een
uurtje rijden van Fort Worth en wordt ook wel the Big D genoemd. Erg groot
voelt Dallas echter niet aan, de stad was helemaal uitgestorven en naast een
paar hoge gebouwen, het beroemde Kennedy-monument en twee stadsparken was er
bijzonder weinig te beleven.
Na een paar
rondjes hadden we het dan ook wel gezien en besloten we op tijd een hotel te zoeken
om een dagje lekker te relaxten.
Na een uurtje in
ons hotel begonnen we ons echter al te vervelen en kwamen we er na wat zoeken
achter dat er een schietbaan vlak bij het hotel lag. Een uitgelezen kans om
eens te gaan schieten, want in Nederland mag je niet zomaar zonder vergunning met
vuurwapens spelen.
Op de schietbaan
konden we kiezen uit verschillende wapens. Van handpistool, tot mitrailleur en
van snipers tot shotguns. We besloten voor het shotgun te kiezen en zonder
problemen kregen we het wapen inclusief munitie mee. Pas toen we vroegen om begeleiding
(omdat we immers geen idee hadden hoe het wapen werkte) liep er iemand moet ons
mee die ons vertelde hoe alles werkte.
We moesten op
vliegende kleiduiven schieten en het viel ons mee hoe gemakkelijk dat ging.
Omdat we de smaak inmiddels aardig te pakken hadden, besloten we de volgende
ochtend nog eens terug te komen om nog wat andere wapens te proberen.