Tuesday, December 16, 2014

Alaska - The Last Frontier



Laat in de avond kwamen we aan in Anchorage (de hoofdstad van Alaska). Gelukkig kan je in Amerika 24 uur per dag uit eten zodat we niet met een lege maag naar bed hoefden.


De volgende ochtend bij het ontbijt werd het al direct duidelijk dat we in Alaska waren, want naast eieren kregen we ook rendierworst bij het ontbijt. Na het ontbijten haalden we onze huurauto op, deden we boodschappen voor de rest van de week en begonnen we aan onze roadtrip door de wildernis.


Alaska is oneindig groot, maar omdat het een relatief beperkt wegennet heeft is het bijna onmogelijk om te verdwalen. Vanuit Anchorage reden we richting het Noorden. Onderweg stopte  we regelmatig om wat foto's te maken en na ongeveer 4 uurtjes rijden kwamen we aan in het dorpje Talkeetna.


Talkeetna is een heel klein dorpje met een paar kroegen en hotelletjes. Op een pleintje stonden wat mensen biertjes te drinken en naar een lokaal bandje te kijken. De meeste hotels waren vol, maar na wat zoeken vonden we aan de rand van het dorp een plek in het bos met een aantal stacaravans.


Die avond hebben we nog lang genoten van het lokale eten, bier en nachtleven waardoor we de volgende dag tamelijk brak onze roadtrip vervolgde.


Het landschap werd steeds indrukwekkender naarmate we verder naar het noorden reden. Ongeveer drie uur later kwamen we aan in Denali waar we een prachtige cabin in het bos hadden inclusief jacuzzi.


De wekker ging de volgende ochtend vroeg af om op tijd in het Denali National Park te kunnen zijn. Helaas was het niet mogelijk om zelf door het park te rijden, en waren we genoodzaakt om met nog ongeveer 20 andere toeristen over te stappen op een bus, die ons langs alle hoogtepunten van het park bracht.


Het park was fantastisch mooi. We reden over een smalle zandweg door de bergen en na elke bocht werd het landschap indrukwekkender. We hadden veel geluk, want door het heldere weer zagen we al snel de top van Mt McKinley en niet veel later zagen we de eerste groep beren. Een moeder met twee jongen. (ik was het kaartje van mijn camera vergeten, dus alle foto in het park heb ik helaas met mijn telefoon moeten maken).


De beren  liepen vlak langs de bus maar leken zich van ons niet bewust. Het hele gezin bleef rustig zoeken naar bessen in het hoge gras en verdween na ongeveer 15 minuten weer in het bos.


Niet veel later kwamen we ook een wolvenpack tegen, een mannetje, een vrouwtje en twee jonge die achter een aantal vogels aan zaten. Verder zagen we in het park verschillende kariboes, elanden en berggeiten, maar de beren bleven tocht het hoogtepunt van de dag.


De volgende dag vervolgden we onze weg via de Denali Highway. Deze 217 km lange zandweg begon vlak onder Denali National Park en bracht ons helemaal naar het oosten van Alaska. Het was een ruige rit, maar de stoffige weg vol met gaten bracht ons door een prachtig uitgestrekt berglandschap vol met gletsjers en indrukwekkende bergmeren.


De weg was volledig afgelegen en dus niet zonder gevaar. Mochten we namelijk autopech krijgen dan zouden we zomaar een aantal dagen zonder hulp kunnen komen te zitten. Voor vertrek hadden we daarom voldoende boodschappen ingeslagen om een aantal dagen te kunnen overleven.
Ondanks dat we een 4x4 wagen hadden gehuurd kosten het ons bijna 7 uur voordat we de ruim 200 kilometer afgelegd hadden.


Nadat we aan het eind van de dag vermoeid het eind van de weg bereikt hadden gingen we direct opzoek naar een slaapplek. Dit bleek echter niet mee te vallen, want ondanks dat we op een verharde weg waren uitgekomen moesten we nogmaals ruim 200 kilometer rijden voordat we weer in de bewoonde wereld aankwamen. Onderweg kwamen we langs verschillende hotelletjes, maar alles zat vol of was gesloten en pas om twee uur 's nacht vonden we eindelijk een hotel die nog kamers beschikbaar had.


De volgende ochtend besloten we wat rustiger aan te doen. We sliepen lekker uit en reden pas na de lunch richting het Kenai schiereiland in het zuiden.
De weg volgde voor een groot gedeelte de kust en het landschap was daardoor totaal anders vergeleken met het noorden van Alaska.


Het schiereiland was veel drukker bevolkt dan het noorden. Regelmatig kwamen we langs kleine vissersdorpjes en op sommige plekken stonden we zelfs in de file. De weg bracht ons helemaal tot Homer de zuidelijkste stad van Alaska. Homer is voornamelijk indrukwekkend omdat het stadje wordt omringt door gletsjers.


Vanaf het terras van het restaurant hebben we lang genoten van het indrukwekkende uitzicht op de gletsjers en omdat het inmiddels al erg laat was geworden besloten we om in Homer te overnachten.


De volgende dag reden we over dezelfde weg weer terug naar het noorden om uiteindelijk aan de andere kant van het schiereiland te kunnen geraken. Na een aantal uur rijden kwamen we aan in het plaatsje Seward. Omdat Seward één van de beste plekken ter wereld is om walvissen te zien, struikel je over de toeristen.


Vroeg in de morgen verlieten we in de ijzige kou de haven van Seward en gingen we met een boot opzoek naar orka's en walvissen. Af en toe zagen we wel wat schaduwen in het water maar omdat de walvissen het grootst gedeelte van de tijd onder water te blijven lukte het ons niet om ze goed te zien.


Gelukkig kwamen we onderweg wel veel walrussen, dolfijnen pinguïns en zeeotters tegen. Het meest indrukwekkende van de tocht was echter een groep orka's die een lange tijd onze boot volgden.


Voordat we weer terug naar huis moesten bleven we nog twee dagen in Palmer. In Palmer werd het jaarlijkse state fair georganiseerd (een combinatie tussen een enorme kermis en een muziekfestival). Na het zien van Alaska's uitgestrekte landschappen en alle wilde dieren, was dit een goede manier om ook nog wat van Alaska's cultuur mee te krijgen.


Het was een korte maar onvergetelijke reis en ondanks dat het een hele onderneming was om in Alaska te geraken, raad ik iedereen aan om deze afgelegen Amerikaanse staat een keer in je leven te bezoeken.

Chicago Summer Training



Voor training moesten we met het hele team deze zomer wederom naar Amerika. Deze keer had LinkedIn de training georganiseerd in Chicago. Samen met mijn Japans/Spaanse collega Nagi vertrokken we ruim op tijd naar het vliegveld, maar door al het getreuzel en de enorme rij bij de douane hadden we alsnog bijna het vliegtuig gemist.


De reis liep voor de rest vlot en door het tijdsverschil kwamen we vroeg in de middag al aan in Chicago. Chicagp is de op één na grootste stad van de VS, maar voelt klein aan. 


De binnenstad bestaat zoals de meeste Amerikaanse steden voornamelijk uit indrukwekkende wolkenkrabbers die in Chicago doorlopen tot aan het strand van Lake Michigan. De sfeer in de stad was fantastisch en deed een beetje denken aan San Francisco. Dit kwam waarschijnlijk omdat het prachtig weer was en veel mensen op het strand of een van de stadsfestivals te vinden waren.


De week bestond voornamelijk uit training en brachten we dus ondanks het prachtige weer hoofdzakelijk door in het hotel. Toch werd er 's avonds genoeg ruimte overgelaten voor teambuilding zodat we de kans kregen om net wat meer van de stad te zien.


De laatste avond gingen we als afsluiting van de week met zijn allen naar een honkbalwedstrijd van de Chicago Cubs. De meeste collega's bleven na de trainingsweek nog een aantal dagen langer in Chicago, maar Nagi en ik hadden besloten om voor wat meer avontuur te kiezen en vertrokken daarom de volgende dag naar Alaska.

Tuesday, February 25, 2014

The Lone Star – Texas



Elk jaar organiseert LinkedIn een global sales kickoff waarbij alle sales-mensen bij elkaar komen in San Francisco. Vorig jaar bezocht ik naast San Francisco ook de stad New Orleans en dit jaar besloot ik om samen met een Portugese collega (João) negen dagen door Texas te reizen.


Na een lange vlucht kwamen we aan het eind van de middag aan in Austin, de hoofdstad van Texas. We lieten onze spullen achter in het hotel en besloten direct wat meer van de stad te zien. De straat waar ons hotel aan lag zat vol met barretjes en restaurantjes en overal stond het vol met mensen.


Austin is een studentenstad en dat was aan de feeststemming in deze straat goed te merken. Na wat gegeten en gedronken te hebben sloeg onze jetlag jammer genoeg hard in waardoor we vroeg gedwongen werden om terug naar ons hotel te gaan.


Dezelfde jetlag maakte ons de volgende dag ook weer vroeg wakker, maar gelukkig scheen de zon en konden we op pad om de stad te ontdekken. De binnenstad van Austin is niet bijzonder groot, maar omdat ik mijn knie wilde sparen leek het ons toch beter om een fiets te huren.


Op de fiets konden we gemakkelijk naar de verschillende uithoeken van de stad. We begonnen net buiten de stad waar je een klein wijkje hebt met leuke winkeltjes en restaurantjes. Vervolgens reden we naar het Capitool waar mensen druk aan het protesteren waren tegen een anti-vuurwapenwet, daarna bezochten we het nationaal museum waar we alles te weten kwamen over de geschiedenis van Texas, we rustten vervolgens wat uit aan het water in het park en we sloten onze dag af op de gigantische studentencampus.


Omdat we met de fiets in een dag alle uithoeken van Austin hadden gezien, besloten we de volgende dag niet langer in de stad te blijven, maar met onze huurauto richting het zuiden naar San Antonio te rijden.


Na ongeveer anderhalf uur rijden kwamen we in San Antonio aan. In de reisgids stond dat we ons makkelijk vier dagen konden vermaken in deze stad, maar na een bezoekje aan het historische centrum, de beroemde Alamo en een wandeling langs de grachten hadden we alle bezienswaardigheden van San Antonio na een uurtje al gezien.


We besloten toch te blijven in deze stad, we moesten immers nog cowboyhoeden laten aanmeten en bijkomen van de nog altijd aanwezige jetlag.


De volgende dag werden we fris wakker en vervolgden we onze weg naar Bandera, de cowboy hoofdstad van Texas. Na een kleine twee uur rijden kwamen we aan in dit kleine dorpje en direct werd duidelijk waarom dit plaatsje deze bijnaam heeft gekregen.


Het was alsof we een set van een oude western-film opreden. Overal liepen mensen met cowboyhoeden, stonden oude houten huisjes en salonnetjes met klapdeurtjes en op de achtergrond stak een ouderwetse watertoren overal bovenuit.


In het dorpje raakten we aan de praat met wat mensen die ons de tip gaven om naar een nabijgelegen range te gaan waar we konden paardrijden. Na een half uurtje rondrijden hadden we eindelijk de range gevonden, waar we vriendelijk werden ontvangen door de eigenaar die voor ons een tocht ter paard had voorbereid door de bergen.


Onze gids was een oude Mexicaanse man met een grote snor en een cowboyhoed. Zwijgend reden we achter hem aan door de bergen, op de achtergrond ging de zon onder en even voelden we onszelf echte cowboys, verdwaald in het wilde westen.


Na de prachtige tocht reden we voldaan terug naar het kleine cowboydorpje waar we heerlijk aten en onder het genot van een paar biertjes luisterden naar wilde verhalen van lokale bevolking.


Als we de verhalen van de mensen in de bar moesten geloven, zouden we het echte pure Texas nog kunnen vinden in vervallen woestijndorpjes tegen de grens van Mexico. Probleem was echter dat we hiervoor bijna duizend kilometer moesten rijden en dit niet bepaald op onze vooraf uitgestippelde route lag. Omdat we echter nog bijna een week over hadden besloten we de volgende dag toch vroeg in de auto te stappen en de lange tocht te maken.


Met het dak open reden we urenlang door eindeloze lege vlaktes. Af en toe kwamen we weer langs een klein dorpje met een paar winkeltjes en een tankstation, maar hoe langer we reden hoe droger het landschap en verlatener de dorpjes. 


Uiteindelijk veranderde het landschap langzaam in woestijn en veranderden de dorpjes in spookstadjes waar duidelijk al jaren niet meer werd geleefd. Een enkele passerende vrachtwagen of een Mexicaanse grenspost was het enige teken van leven dat we tegen kwamen.


Het  voordeel van deze eindeloze leegte was dat we behoorlijk snelheid konden maken in onze sportwagen en zo na ongeveer zeven uur afwisselen onze eindbestemming al wisten te bereiken.


Tegen zonsondergang kwamen we aan in het piepkleine Marathon, een plaatsje aan de rand van Big Ben National Park. In het dorpje was één klein winkeltje, een koffietentje en vreemd genoeg een heel luxe hotel. Na deze vermoeiende tocht hadden we wel een goed nachtrust verdiend dus we besloten dat het voor één keer niet erg was om wat meer geld neer te leggen voor een slaapplek.


Het hotel was helemaal in western-stijl, met veel hout en leer en overal dierenkoppen en oude wapens aan de muur. In de hotelbar hing zelfs een kop van een uiterst zeldzame witte bizon (er is een kans van 1 op 10.000.000 dat een bizon met een witte vacht wordt geboren).


Na een gezellig avond in de wittebizon-bar en een goed nachtrust vervolgden we de volgende ochtend vroeg onze weg naar het nationale park. Het park was ongeveer een uur rijden van Marathon en zodra we de grens van het park bereikten, veranderden de woestijnvlaktes in een ruig bergachtig landschap.


We hadden het geluk dat er bijna geen toeristen in het park te bekennen waren en dat we de fantastische bergweggetjes grotendeels voor onszelf hadden.


Vanuit de bergen keken we over honderden kilometers vlaktes en beseften we ons pas echt hoe immens groot Texas is. In het park moesten we uiteindelijk nog ruim 300 kilometer rijden, maar gelukkig konden we op de verlaten wegen hoge snelheden halen en relatief snel het hele park bewonderen.


Af en toe stopten we voor een korte hike in de bergen, maar omdat ik rekening moest houden met mijn knie moesten we de wandeling vaak na een uurtje al staken. Na een aantal uur kwamen we aan bij de Santa Elena’s Canyon, een rivier met daarachter een  honderd meter hoge rotswand die Texas scheidt van Mexico.


Via een klein paadje kon je een gedeelte van de rotswand beklimmen vanwaar we wederom prachtige uitzichten hadden over het nationale park.


Na een hele dag genoten te hebben van overweldigende natuur, besloten we niet in het park te overnachten maar eerst nog een aantal uur richting het noorden te rijden. Het zou namelijk nog uren duren voordat we weer in de bewoonde wereld zouden raken en we hadden nog veel voor de komende dagen op de agenda staan.


Uiteindelijk kostte het ons twee dagen om het noorden van Texas te bereiken. Non-stop reden we over de eindeloze snelweg en stopten onderweg alleen om te eten en te slapen. Omdat we onderweg weinig verkeer tegenkwamen en we vele kilometers moesten overbruggen hielden we geen rekening met de maximumsnelheid. Dit was niet zo slim want voor we het wisten werden we achtervolgd door een politiewagen die ons aan de kant zette.


Where’re y’all from?
From Holland Sir..
You don’t have any speeding limits in Holland?


Vervolgens begon de agent mij indringend te ondervragen . Alles wat ik vertelde schreef hij op en checkte hij vervolgens met João. Uiteindelijk kreeg ik een boete van 255 dollar en mocht vervolgens weer doorrijden (later bleek dat ik geluk heb gehad dat hij niet mijn rijbewijs in beslag heeft genomen).


Een stukje langzamer vervolgden we onze weg en een paar uur later kwamen we uitgeteld aan in Fort Worth. Fort Worth, bestaat zoals elke Amerikaanse stad uit een aantal wolkenkrabbers, maar het is vooral de cowboyachtige buitenwijken die het de moeite waard maken om te stoppen.


Na het eten bezochten we een rodeo. Er waren verschillende onderdelen, stierenrijden (wie blijft het langs op een wilde stier zitten), lassowerpen vanaf een galopperend paard en koeworstelen waaraan zowel mannen, vrouwen als kinderen meededen.


De rodeo was enorm indrukwekkend, maar door de lange rit konden we maar moeilijk onze ogen openhouden. Direct na de rodeo gingen we daarom naar het hotel waar we in een hele diepe slaap vielen.


De volgende dag verlieten we pas laat ons hotel en reden we naar Dallas. Dallas is slecht een uurtje rijden van Fort Worth en wordt ook wel the Big D genoemd. Erg groot voelt Dallas echter niet aan, de stad was helemaal uitgestorven en naast een paar hoge gebouwen, het beroemde Kennedy-monument en twee stadsparken was er bijzonder weinig te beleven.


Na een paar rondjes hadden we het dan ook wel gezien en besloten we op tijd een hotel te zoeken om een dagje lekker te relaxten.


Na een uurtje in ons hotel begonnen we ons echter al te vervelen en kwamen we er na wat zoeken achter dat er een schietbaan vlak bij het hotel lag. Een uitgelezen kans om eens te gaan schieten, want in Nederland mag je niet zomaar zonder vergunning met vuurwapens spelen.


Op de schietbaan konden we kiezen uit verschillende wapens. Van handpistool, tot mitrailleur en van snipers tot shotguns. We besloten voor het shotgun te kiezen en zonder problemen kregen we het wapen inclusief munitie mee. Pas toen we vroegen om begeleiding (omdat we immers geen idee hadden hoe het wapen werkte) liep er iemand moet ons mee die ons vertelde hoe alles werkte.


We moesten op vliegende kleiduiven schieten en het viel ons mee hoe gemakkelijk dat ging. Omdat we de smaak inmiddels aardig te pakken hadden, besloten we de volgende ochtend nog eens terug te komen om nog wat andere wapens te proberen.


De volgende ochtend vroeg schoten we daarom nog snel wat magazijnen leeg voordat we aan de reis terug naar Austin begonnen. Het was ongeveer vier uurtjes rijden naar onze eindbestemming. Onderweg stopten we nog even om te winkelen en voor een heerlijke maaltijd in Lockhart (the BBQ capital of Texas), maar daarna zat ons Texas avontuur er toch echt op…